Free cookie consent management tool by TermsFeed Generator

"Weer bom onder het stikstofbeleid"

Zo luidt een kop in de Telegraaf van 25 oktober 2025. Maar is dat wel zo?

De Telegraaf (en vele andere media) refereren aan een rapport van professor Ronald Meester, hoogleraar waarschijnlijkheidsrekening en statistiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dat rapport is echter op vele punten zwak of fout, zoals verderop zal blijken.

Vooraf merken we op dat het stikstofbeleid twee afzonderlijke aspecten betreft: enerzijds beleid ten aanzien van vergunningverlening, en anderzijds beleid ten aanzien van algemene verbetering van de natuur. Als er voldoende beleid is voor verbetering van de natuur, kunnen vergunningen gemakkelijker verleend worden. In het volgende bespreken we alleen de situatie rondom vergunningverlening. Elk beleid dat de staat van de natuur effectief verbetert ondersteunen wij. Wij willen ook best meedenken over hoe dat beleid eruit moet zien, maar dat is niet het onderwerp van dit artikel.

Eerst bespreken we aantal citaten uit het artikel in de Telegraaf; daarna kijken we naar het rapport van Meester zelf.

Het artikel in de Telegraaf

Hun verslaggever, Mike Muller, zegt:

Het feit dat rechters leunen op het Aerius-model omdat dit ’het beste is wat we hebben’ noemt [Meester]’onbevredigend en onduldbaar, omdat het uitgaat van de gedachte dat de wetenschap móet leveren’.

Hierbij dicht Meester juristen een gedachte toe, die zij waarschijnlijk zelf niet zo voelen. Juristen wordt gevraagd of een vergunning verleend kan worden. Zij moeten daarbij de wet, in casu de Habitatrichtlijn, volgen. Die schrijft voor dat een vergunning voor een project slechts kan worden verleend als gegarandeerd is dat de toestand van natuur niet nog verder verslechtert, indien die al in slechte staat is. Onder ecologen is er geen twijfel: veel natuur in Nederland is in slechte staat, en toename van de stikstofdepositie zal die staat nog verder verslechteren. De rechter moet dan ook zekerheid hebben dat het te vergunnen project de stikstofdepositie op die natuur niet nog verder zal laten stijgen. Omdat het om een toestand in de toekomst gaat kunnen metingen de rechter niet helpen. Hij zal het moeten doen met een model. Zonder model zal de rechter nooit kunnen instemmen met een vergunning, gewoonweg omdat hij zonder model geen enkele zekerheid heeft. De rechter gaat dus niet uit van de gedachte dat de wetenschap moet leveren, maar van de gedachte dat een model nodig is. En vanuit die gedachte is het goed verdedigbaar dat een rechter kiest voor het beste beschikbare model, en dat is momenteel Aerius. Terzijde merken we nog wel op dat wij het huidige Aerius zeker niet het beste denkbare model vinden.

Muller citeert verder uit het rapport van Meester:

[Beleidsmakers] dienen verantwoordelijkheid te nemen voor beslissingen op basis van een maatschappelijk en politiek debat in plaats van op basis van een onwetenschappelijke omgang met modellen.

Laten we hopen dat Meester hier impliciet ook eist dat de genomen beslissingen binnen de wet passen. En – zie hierboven – dus dat er bij die beslissingen wel gebruik gemaakt moet worden van een model.

De verantwoordelijk staatssecretaris Rummenie reageert naar de Telegraaf:

Voor mij bevestigt dit rapport dat we breder moeten kijken naar de daadwerkelijke staat van de natuur, en dat gaat verder dan alleen stikstof. Het eindrapport biedt interessante aanknopingspunten die zeker de moeite waard zijn om verder te verkennen.

Dit onderschrijven wij van harte. Het past ook zeker bij de Habitatrichtlijn, die wel voorschrijft dat natuur niet nog verder mag verslechteren, maar niet welke maatregelen daarvoor genomen moeten worden. Wel zal ook Rummenie niet onder het gebruik van een model uit kunnen komen; ook hij moet immers een toekomstige situatie beoordelen. Dat model hoeft zich niet te beperken tot de weerslag van toename van stikstofdepositie op natuur. Andere drukfactoren mogen ook zeker in dat model verwerkt worden. Totdat we een beter model hebben voor hoe de natuur voor- of achteruitgaat bij de uitvoering van een project, zullen we ons moeten behelpen met Aerius – dat is immers het beste wat we nu hebben.

Het rapport van Meester

Het rapport is hier te vinden.

Al vooraan, in de samenvatting, vallen een paar uitspraken op:

Uitkomsten van Aerius/OPS berekeningen zijn reëel en worden zonder marges of onzekerheden gebruikt.

Dit is een klacht die wij delen. Wij vinden dat er zeker met een marge op de resultaten van de berekeningen rekening gehouden moet worden. Om met zekerheid te kunnen zeggen dat de natuur niet achteruitgaat ten gevolge van de uitvoering van een project, moet er een redelijke marge bij de berekende depositietoename worden opgeteld. De huidige praktijk, waarin het model zonder marge wordt gebruikt, is teveel in het nadeel van de natuur. Met dit argument schiet Meester zichzelf in de voet.

De natuur zal herstellen als de depositie onder de KDW komt.

Wij hebben die uitspraak nooit gedaan en we kennen die ook niet van anderen. Bij deposities onder de KDW wordt stikstofdepositie niet meer als grote drukfactor gezien, maar er zijn wellicht nog wel andere drukfactoren zoals bijvoorbeeld waterkwaliteit, pesticiden, nutriënten, klimaatverandering, etc.

De statistiek kan niet zeggen wat ‘kritisch’ is [...]

Statistische significantie heeft weinig te maken met dingen die voor ons of voor de natuur belangrijk zouden kunnen zijn.

Waarom probeert een hoogleraar statistiek dan toch uitspraken op dit dossier te doen? Dit wordt pijnlijk bij zijn uitspraak:

Dat de onzekerheden [bij vergunningverlening] veel groter zullen zijn dan bij landelijke (globale) gemiddeldes is een wiskundig en geen empirisch gegeven.

Het “wiskundig gegeven” is het statistisch effect dat de som van onderlinge onafhankelijke grootheden nauwkeuriger bekend is dan de grootheden afzonderlijk. Maar Meester lijkt te vergeten dat de grootste bron van onzekerheid bij de landelijke berekeningen ligt in de onbekendheid van stikstofbronnen (locatie, bronsterkte; zelfs aanwezigheid is vaak onbekend). Bij vergunningverlening speelt die onzekerheid niet – je gaat echt geen vergunning afgeven voor een onbekende bron. Alleen al deze overweging maakt de uitspraak van Meester irrelevant. Maar er zijn nog meer overwegingen. Zo ligt de op een na belangrijkste bron van onzekerheid in de omrekening van berekende concentratie in de lucht naar depositie op plant en bodem. Die onzekerheid is dezelfde, of die concentratie nu komt van een enkele bron, of van alle bronnen in en rond Nederland. Ook dit argument verzwakt de uitspraak van Meester danig. Tenslotte merken we nog op dat meteorologie ook een significante bron van onzekerheid is in de berekeningen. Hoewel de meteorologie wel varieert over Nederland, zal toch niemand het weer in Utrecht onafhankelijk noemen van het weer in Nijmegen. Ook hier weer is de uitspraak van Meester niet ter zake, omdat het niet gaat om onafhankelijke grootheden.

Overigens concludeert het RIVM in recent onderzoek dat de berekening vanuit een individuele bron nauwkeuriger is dan het landelijk gemiddelde. We zien hier dat eenvoudige statistische overwegingen als die van Meester niet bij elk fysisch probleem tot juiste conclusies leiden.

Tot zover onze reactie op de samenvatting van Meester. Er zijn nog wel enkele opmerkingen over de rest van het rapport.

Aerius of OPS?

Door het hele rapport gebruikt Meester de terminologie “Aerius/OPS”. Hij blijkt dit te doen omdat OPS het rekenhart van Aerius is. Meester weet wel dat Aerius meer is dan OPS. Hij schrijft bijvoorbeeld:

Allereerst maakt Aerius gebruik van de output van andere modellen, zoals bijvoorbeeld de met NEMA geschatte geaggregeerde emissies.

Inderdaad bestaat er twijfel aan de emissies volgens NEMA; “tovervloeren” bijvoorbeeld hebben de juridische toets niet doorstaan. Maar Meester gaat niet in op het belangrijke verschil tussen Aerius en OPS dat sturend was bij het advies van de Commissie Hordijk. Hordijk schrijft (net als Meester, overigens) dat het beleid de wetenschap overvraagt. Maar, anders dan Meester, ziet Hordijk die overvraging vooral in het horizontale detail waarmee Aerius rekent: Aerius rekent per hectare, maar Hordijk vindt dat je per habitattype zou moeten rekenen. Het rekenen per hectare is een eigenschap van Aerius, niet van OPS. Dit is dus een wezenlijk verschil tussen OPS en Aerius. Omdat Hordijk hier zo’n punt van maakt had Meester er volgens ons ook naar moeten kijken.

Meten of modellen?

Het vorige citaat laat Meester volgen door:

"Verder is het zo dat stikstofdepositie niet gemeten kan worden, maar afgeleid wordt uit andere grootheden zoals atmosferische concentraties".

Meester gaat er daarbij aan voorbij dat alleen de droge component van stikstofdepositie niet gemeten kan worden – de natte daarentegen is goed te meten, en die is op wat grotere afstand tot de bron groter dan de droge. De onmogelijkheid om droge depositie te meten ziet Meester als een van de redenen

"Dat er toch zoiets als ‘onzekerheid’ rond Aerius/OPS bestaat"

Dit is niet houdbaar. Immers, indien atmosferische concentraties wel goed gemeten kunnen worden is het niet uitgesloten dat ook depositie – met zekere veronderstellingen – goed bekend is.

Een bekend voorbeeld is de kamertemperatuur. Die is onmogelijk te meten; wat je wel kunt meten is de lengte van een staafje van een gekleurde vloeistof. Een model is nodig om dat te kunnen interpreteren als kamertemperatuur. We vertrouwen dat model voldoende om de lengte van het gekleurde staafje te vereenzelvigen met de kamertemperatuur. Zo zou het bij stikstofdepositie ook kunnen gaan! Meester heeft hier dus geen punt. Hoewel...

Juist de omrekening van concentratie naar droge depositie is een van de grootste bronnen van onzekerheid – zie hierboven. Toch betekent dat niet dat de berekende depositie waardeloos is bij vergunningverlening. Immers, de berekening moet uitsluitsel geven of de depositie toe- of afneemt; niet hoeveel die toe- of afneemt. Onder de alleszins redelijke veronderstelling dat de depositie toeneemt als de concentratie in de lucht toeneemt, volstaat het om met Aerius te laten zien dat de concentratie in de lucht toe- of afneemt. Dan geldt datzelfde voor de depositie. Dat je dan niet weet hoeveel de depositie toe- of afneemt speelt bij de vergunningverlening geen rol. Dus Meester heeft hier toch geen punt.

NB: Dit gaat niet op als je de ene stikstofsoort tegen een andere wegstreept. Schiphol stoot stikstofoxide uit; veehouderijen stoten ammoniak uit. Aerius is niet goed geschikt om onomstotelijk te bewijzen dat Schiphol voldoende boeren uitkoopt om zijn stikstofuitstoot toe te laten. Ook hier zou je een veiligheidsmarge willen zien. Beter nog: een scheiding tussen ammoniak en stikstofoxiden doorvoeren, waarvoor MOB al vijf jaar pleit.

De KDW

Meester gaat diep in op de rol van de Kritische DepositieWaarde bij de besluitvorming. De KDW is in principe de depositie die een habitattype langdurig kan verdragen zonder ernstige schade van die depositie te lijden. Terecht merkt Meester op dat de KDW een nogal grove maat is voor die te verdragen depositie. Anders dan Meester zouden wij dan concluderen dat er wellicht al schade ontstaat als de depositie onder (bijvoorbeeld) de helft van de KDW ligt. Volgens de Habitatrichtlijn moet immers elke twijfel, dus ook die aan de KDW, in het voordeel van de natuur worden uitgelegd.

Overigens is de depositie in Nederland meestal zo ver boven de KDW dat twijfel aan de KDW niets verandert voor beleid: de depositie moet hoe dan ook omlaag, en projecten mogen alleen worden vergund als de depositie daalt. Twijfel aan de KDW is dan ook totaal irrelevant.

Conclusies

Meester heeft het stikstofprobleem te veel als statisticus benaderd, en is daarbij voorbijgegaan aan de specifieke eigenschappen van stikstofemissie en -depositie. Een wezenlijke tekortkoming is verder dat hij niet inziet dat modellen bij vergunningsverlening onmisbaar zijn. Zijn uitspraken en conclusies zijn dan ook niet relevant voor stikstofbeleid. Ze leggen geen bom onder het stikstofbeleid. Wel is het een nieuwe bom onder het beleid om effectief stikstofbeleid te dwarsbomen.

Dank

Met dank aan Gerard Cats voor de inhoudelijke kritiek op het rapport van Meester.

cookie policy here